Ben jij het DNA van je voorouders?

Ben jij het DNA van je voorouders?

Je weet zelf vast wel van wie je je mooie bruine ogen hebt of de blonde sprietjes op je hoofd waarvan je wenste dat het een dikke bos was. Jouw DNA is dat van jouw bloedverwanten vóór jou. Maar wat zegt dat nou over wie jij bent? Je DNA ligt besloten in de celkern. Daarin zit het totale pakket van jouw erfelijke materiaal. Hoewel je nu wellicht bruine ogen hebt zit in jouw DNA misschien ook de mogelijkheid voor blauwe of groene ogen. Of ook voor een dikke bos haar. Jouw DNA bevat dus veel meer informatie dan werkelijk tot expressie komt. Dit geldt niet alleen voor uiterlijke kenmerken, maar ook voor voorkeurs-gedragspatronen, voor de potentie om bepaalde stofjes aan te maken of juist af te breken, voor mogelijkheden tot spierontwikkeling en coördinatie, kortom voor een enorm scala aan mogelijkheden die jij in je draagt.

Dan is de volgende vraag: hoe weet jouw DNA nou welk deel tot expressie moet komen? En heb je hier invloed op? De afgelopen decennia is op dit gebied veel onderzoek verricht in het vakgebied ‘epigenetica’ (rondom de erfelijkheid). De essentie daarvan is dat omgevingsfactoren voor een belangrijk deel bepalend zijn. Wanneer je wil hardlopen of hoogspringen en je traint daarop, dan zal jouw DNA alles wat in potentie aanwezig is inzetten om voor elkaar te krijgen dat de juiste spiercellen zich delen en jouw coördinatievermogen gericht groeit. Je omgeving, datgene waar je jezelf bewust of onbewust aan blootstelt, heeft invloed op welk deel van jouw DNA tot expressie komt. Dat betekent dat het uitmaakt wat je eet en drinkt, wat je onderneemt, waar je woont en met wie je omgaat. Sterker nog: het maakt ook uit wat je denkt, waarin je gelooft, wat jouw verhalen zijn. Bruce Lipton (The Biology of Belief), stamcelbioloog, heeft veel onderzoek hiernaar gedaan. Toen hij zijn onderzoek startte in de jaren 70 was zijn belangrijkste vraag: “hoe weet een stamcel in een petrischaaltje in een laboratorium tot welk type cel hij moet uitgroeien?” hij kwam erachter, nog vóór de epigenetica een  onderzoeksveld was, dat de substantie rondom de stamcel bepalend was. Een cel beslist niets zelf, maar reageert op zijn omgeving. Tot die tijd werd gedacht dat de celkern als het ware het brein is van de cel. Bruce Lipton draaide het om: de celkern is het voortplantingsorgaan, de celwand met al zijn poorten (receptoren) is het brein! In het BLOG  “wat laat je hart sneller kloppen” las je misschien al dat gedachten en ideeën lichamelijke reacties kunnen voortbrengen. Dat heeft hiermee te maken. Jouw cellen reageren op wat zich aandient in de celomgeving omdat jij bepaalde dingen doet of denkt. De consequenties kunnen groot zijn.

Hoewel je bent opgebouwd uit het DNA van je voorouders bén je dus niet je DNA. Wanneer je je steeds meer bewust wordt van hoe het werkt begrijp je ook hoe belangrijk het is zorgvuldig te zijn met alles waarmee jij jezelf voedt en misschien nog wel het meest met de verhalen die je over jezelf aan jezelf vertelt. Dat is een belangrijk aspect van Wezensweten.